Bijna acht jaar geleden is het inmiddels. Dat we op een koude februari-ochtend de conclusie trokken: deze melkveehouderij, van deze omvang, met deze productie en deze financiering, op deze plek, met deze droge zandgronden en op precies 507 meter afstand van een Natura 2000 gebied, is niet langer kansrijk. Het was een pijnlijke maar eerlijke conclusie na jaren van ploeteren en worstelen, met als resultaat dat het elke keer net niet lukte. Al die avonden waarop we samen praatten, samen onze stappen langsliepen, nieuwe ideeën bedachten maar dan toch weer tot de conclusie kwamen dat het niet hielp, niet echt bijdroeg aan de oplossing van ons probleem. Het was intens en hopeloos. Jaren hebben we erover gedaan om te erkennen wat we eigenlijk wel voelden maar niet wilden weten: het gaat gewoon niet. Niet hier. We doen onszelf tekort.
Toen onze accountant op die koude ochtend in februari naar onze boerderij kwam en ze – precies zoals we hadden gevraagd – niet alleen de concept jaarrekening bij zich had maar ook een begroting voor de komende drie, vijf en tien jaar, waren we stikzenuwachtig. Alsof we het al wisten. Toen ze alles op tafel legde en begon te praten, drong het pas echt tot ons door. Pas over tien jaar zouden we – in het meest gunstige scenario – op een acceptabel financieringsniveau zitten. Dan pas konden we weer investeren, terwijl we juist veel eerder geld moesten kunnen vrijmaken voor optimalisatie en verduurzaming. Ik dacht hardop toen ik zei dat er nog maar één optie was, en dat was: stoppen. De boerderij verkopen. Ook dat is ondernemen, zei mijn vader later als reactie daarop. Maar het was niet mijn ouderlijk huis, het waren niet mijn ouders en grootouders die deze boerderij ooit waren gestart en hadden opgebouwd.
En toch is dat wat we hebben gedaan: stoppen. Waar ik de volgende dag begon te twijfelen – want mijn hemel, wat betekent dit eigenlijk voor ons, voor de kinderen, voor mij? – was Henk, mijn man, resoluut. Binnen zes weken waren de honderd koeien en het bijbehorende jongvee verkocht en ging het onroerend goed over op de broer en de schoonzus van mijn man. Het ging mij en de kinderen te snel, maar Henk was er klaar mee. En dat snapte ik wel. In de jaren ervoor had hij deuken en blauwe plekken opgelopen. Daarom ook ging hij, zoals hij zelf zei, werkervaring opdoen bij andere melkveehouderijen. Daar leerde hij dat hij wel degelijk een vakman was. Dat hij wel degelijk relevante kennis, ervaring en competenties had. Zo groeide zijn zelfvertrouwen én ontstond ruimte in zijn hoofd (en het mijne) om na te denken over een andere melkveehouderij. Maar dan op ónze manier: extensiever, duurzamer en rendabeler.
Een jaar later tekenden we het koopcontract van een voormalige melkveehouderij in Dalarna, Zweden. Op zo’n drie uur rijden ten noorden van Stockholm. Er was weliswaar een heleboel te doen en op te knappen, maar er was ook 140 ha goede, biologische landbouwgrond van lichte klei beschikbaar, er waren voldoende koeplaatsen en de boerderij lag in een prachtig landschap waar we direct verliefd op waren geworden. Onze vier oudste kinderen, twee aan twee uit een andere relatie, besloten niet mee te gaan. Dat was verschrikkelijk moeilijk, voor allemaal. Maar het waren juist de oudste zoons die ons aanmoedigden om de stap te zetten. Om te gaan. Dat vonden we ongelofelijk knap en liefdevol. Door samen te zoeken naar oplossingen voor praktische zaken, vonden we onze weg. En nu zijn we dan alweer bijna zeven jaar biologisch boer in Zweden.
Het is niet dat we de kinderen niet missen; we missen ze verschrikkelijk. Met Kerst, met verjaardagen of juist gewoon op een alledaagse dag. Maar liefhebben en verbinden betekent niet dat je krampachtig moet vasthouden aan hoe het altijd was. Verbinden kan ook zijn: anders vasthouden. Omdat het bij je past, omdat de omstandigheden iets anders van je vragen of simpelweg omdat anders vasthouden jou en de ander gelukkig maakt. Is dat niet waar het om draait, in het leven?